Een auto met vleugels
Blijkbaar kent heel Suriname ons reisschema. Als we na terugkomst uit Frederiksdorp onze fietsen inleveren zegt de vrolijke medewerker van FIS-fietsverhuur dat hij is gebeld door Judith van Jungle Resort Pingpe. Of we contact met haar willen opnemen.
Na een Griekse salade en een hamburger bij het belendende eethuis bel ik haar op. ‘Gasten van ons hebben voor morgen een vliegtuig gecharterd om terug te vliegen naar Paramaribo. Het gaat leeg naar Pingpe toe. Als u mee wilt dan kan dat zonder extra kosten.’ Heel attent, maar hierover is intern beraad nodig. Joke wil heel graag, maar ik zie zo’n klein vliegtuigje niet zo zitten. Dus vraag ik of we over een uurtje uitsluitsel mogen geven. De uitkomst staat eigenlijk bij voorbaat al vast en als kort daarop Cathrin van Suriname Holidays belt met dezelfde vraag, zeg ik dat we het doen. God zegene de greep.
Op vliegveld Zorg en Hoop -wie verzint zo’n naam?- ontmoeten we Annie en haar kinderen Wendell en Zoë, alle drie net zo nerveus als ik. Met z’n vijven moeten we inclusief bagage op een weegschaal plaatsnemen. We wegen alles bij elkaar net geen vierhonderd kilo. Gelukkig maar, want meer krijgt ons toestel niet omhoog. Ik hoop dat er rekening mee is gehouden dat er ook nog een piloot mee moet.
Vanuit de vertrekruimte zie ik een vliegtuigje staan dat mij toch wel enig vertrouwen inboezemt. ‘Die van ons staat erachter’, zegt Joke om meteen iedere hoop de bodem in te slaan. Ik ontwaar een soort kleine personenauto, maar dan half zo breed, met drie rijen zitplaatsen en voorzien van vleugeltjes. De moed zakt me geheel in de schoenen. Stoer zeg ik nog tegen de piloot, die in z’n eentje al vierhonderd kilo lijkt te wegen, dat ik heb gehoord dat hij de beste piloot van Suriname is. ‘Dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd, mijnheer.’ Weg stoerheid. Omdat alles nauw luistert bekijkt hij ons van top tot teen en wijst iedereen een plaats aan: Joke mag naast hem zitten, de volgende ‘rij’ is voor Wendell en mij, Annie en Zoë moeten zich in de kattenbak wurmen, zoals de kleine ruimte tussen achterbank en motor vroeger bij de Volkswagen Kever heette. Bewegen is vanaf nu niet meer mogelijk. Vanwege de herrie praten ook niet.
Het lukt waarachtig om op te stijgen. Na een paar bochten boven Paramaribo, waardoor Wendell en ik een band voor het leven krijgen, zijn we op de juiste hoogte en volgen we de Surinamerivier. Het zicht op de rivier en het boerenkooloerwoud onder ons is onvergelijkelijk, dat moet ik toegeven. Althans, de paar keer dat ik door het raam durfde te kijken. Gelukkig hebben we de foto’s nog die Joke heeft gemaakt. De piloot is de hele reis met zijn telefoon in de weer. Waarom zegt die man niet even dat hij geen spelletjes speelt maar het toestel gebruikt om te navigeren, zoals Joke na afloop wist te vertellen.
Na een uurtje vliegen zie ik een par-drie-baantje in het oerwoud liggen. Ik wist niet dat hier ook een golfbaan was. Nu, dat is ook niet het geval. Het blijkt om de landingsbaan van vliegveld Djoemoe te gaan waarop we enigszins hobbelend de vlucht beëindigen. ‘Fijn dat u om alle wolken heen bent gevlogen’, zeg ik tegen de piloot. ‘Ja, anders worden jullie achterin allemaal wakker.’ Hij glimlacht een beetje meewarig als ik ferm zijn hand druk; hij kent zijn pappenheimers. Met hervonden bravoure leggen we onszelf digitaal vast met de gevleugelde auto als achtergrond, voordat die met een paar nieuwe angsthazen aan boord de terugvlucht aanvaardt.
Achteraf gezien was de taxirit van het hotel naar Zorg en Hoop minder mooi en waarschijnlijk veel gevaarlijker.
Meer verhaaltjes van De Blik van Dick lezen? Bestel dan de Verhalenbundel Suriname op www.deblikvandick.nl