De Blik van Dick
Rode oogjes
Vervelend, hè, die rode oogjes op foto’s? Maar daar gaat dit verhaaltje niet over. Lost u dat probleem maar op met fotowinkel of een dergelijk pakket.
Schijn, als de duisternis is ingevallen, met een krachtige zaklamp in het rond als u in het binnenland bent en overal doemen rode lichtjes op. Rode oogjes zijn het, want wat je ziet is de weerkaatsing van licht op het netvlies (net als bij die slecht genomen foto’s). Oogjes van kaaimannen, kikkers, slangen, spinnen en wat al niet.
‘Buiten de stad barst het van de vieze beesten’, hoor ik van veel inwoners van Paramaribo. ‘En daarom krijg je me met geen stok het binnenland in’.
‘In dat oerwoud zit het toch vol met vieze, enge beesten?’, vragen familieleden en vrienden in Nederland als we ze vertellen over onze avonturen in Suriname. ‘Jij liever dan ik!’
Ik ga het dus hebben over ‘vieze beesten’. Tussen aanhalingstekens, want vies zijn ze niet, zelfs mestkevers niet; blijkbaar ervaren we ze als vies. Of gevaarlijk. Of eng.
Om eerlijk te zijn: slangen zijn niet mijn favoriete dieren, tenminste buiten Artis. Dat komt hoofdzakelijk omdat ik de soorten niet uit elkaar kan houden en dus niet weet welke slang giftig is en welke niet. Voor de deur van ons appartement in Paramaribo kronkelde een waterslang. Volstrekt ongevaarlijk. Bij Ralleigh Vallen kwamen we de schitterend gekleurde Surinaamse cobra tegen, ook al niet iets om je zorgen over te maken. Maar dochter Sandra ontmoette een lanspuntslang in het bos bij Pingpe en die is qua giftigheid toch heel andere kost.
Een tip: een van onze gidsen zei dat je tijdens een wandeling in het bos (de paden zijn heel erg smal waardoor je altijd in ganzenmars loopt) nooit de tweede in de rij moet zijn. ‘Als de voorste loper een slang verstoort, is die al voorbij als het beest toehapt; de tweede is dan de klos’. ’t Is maar dat u het weet.
Van vogelspinnen was ik al evenmin gediend. Goed, wanneer ik in mijn jeugd met nicht Ingeborg naar Artis ging, was onze favoriete plek het insectenhuis. Maar daar zaten die spinnen veilig achter glas. Dat was anders toen we in Menimi een training gaven voor de Stichting Lodgehouders Boven Suriname en er plotseling op het projectiescherm –waar ik een meter naast zat- een tarantula opdook ter grootte van mijn hand. Alle bakra’s stoven overeind (uit angst en om foto’s te maken), de ‘locals’ bleven onverstoord zitten en vroegen zich af waarom we toch zoveel fuzz maakten.
Later in Bakkie en Galibi zaten er vogelspinnen op het hor van onze badkamer, gelukkig aan de buitenkant. Net als de enorme spin die in Tei Wei op het plafond van ons huisje zat. ‘Dat is een gewone huisspin’, zei Kwami. Ik heb ze allemaal op mijn gemak bekeken. Het zijn prachtige dieren, die je niets zullen doen als je ze niet boos maakt. Maar goed, op mijn lijf of in mijn bed hoef ik ze toch niet en daarom stop ik de klamboe altijd extra stevig in onder mijn matras.
De spin is overigens niet zomaar een dier. Men leze de verhalen (tori) over Anansi, oorspronkelijk verteld in West Afrika en meegenomen naar Suriname door de tot slaaf gemaakten. Anansi speelt in die verhalen de rol van godheid, maar ook van geslepen, sluwe en doortrapte aardbewoner die er niet voor terugdeinst om zijn vrouw Akuba, zijn kinderen en anderen te bedonderen. Steeds weet hij zijn tegenstanders te slim af te zijn.
Het allermooiste verhaal is wel dat waarin Anansi verliefd wordt op de zon. Om zijn geliefde te bereiken beklimt hij een bergtop en, boven gekomen, merkt hij dat de zon nog steeds onmetelijk ver verwijderd is. De wind blaast hem, vastzittend aan zijn spindraad, omhoog en als hij op die manier vlakbij de zon komt verschroeit hij. Zijn as daalt neer op de aarde en geeft de begroeiing zoveel kracht dat die de aarde overwoekert. Daaruit kwamen de dieren tevoorschijn en de eerste mens. Zo is het leven ontstaan. Verhalen om arachnofobie voor eens en voor altijd te overwinnen!
Overal kom je ze tegen, die immens grote, vliegende kakkerlakken. Die heb ik liever niet over de vloer. Als ik er bij ons thuis eentje zag rondscharrelen, dan zette ik er een zachte bezem op (met een harde lukt het niet), schoof het beest het terras op en met een geoefende golfswing liet ik hem in de belendende tuin terecht komen. Ik ben niet zo van dood slaan.
Over kaaimannen een meter naast onze veranda, piranha’s in de rivier, sapakara’s (hagedissen van ongeveer één meter lengte) in de tuin, heb ik het nu nog niet eens gehad.
Misschien niet voor iedereen de favoriete huisdieren. Maar vies? Of eng? Nee!
Dick Spijker