Woensdag

Robinson Crusoë had het nog niet zo gek gezien toen hij zijn plotseling verschenen metgezel Vrijdag noemde, eenvoudig omdat ze elkaar op een vrijdag hadden ontmoet. Net zoals het bij veel volkeren in Afrika gebruikelijk is om mensen te noemen naar de dag waarop ze zijn geboren, al wijst niets er in zijn mooie boek op dat Robinson (of de auteur Jonathan Swift) daarvan op de hoogte was.
Dat gebruik is door tot slaaf gemaakte Afrikanen meegenomen naar Suriname. Zo krijgen mannen en vrouwen die op zaterdag zijn geboren vaak de namen Kwámè en Amma, en heten zondagskinderen veelal Akwasí en Akosua. In de spelling Aquasie en Quame komt u die namen tegen in de indrukwekkende roman De zwarte met het witte hart waarin Arthur Japin het leven beschrijft van deze twee Afrikaanse prinsen die door hun koning Kwaku Dua II aan de Nederlandse regering worden geschonken. De roman geeft een fascinerend inzicht in de toenmalige slavenhandel en de wederwaardigheden van de beide prinsen in Afrika en Nederland.

Voormalig secretaris-generaal van de Verenigde Naties Kofi Annan is op een vrijdag geboren (8 april 1938). Die verwijzing naar een vrijdag komt ook terug in de oorspronkelijke naam van Lelydorp: Kofi-djompo. De gevluchte slaaf Kofi zou hier over een kreek zijn gesprongen –djompo komt van het Engelse woord jump- om te ontkomen aan de soldaten die hem achtervolgden.

Op de razend drukke kruising van de Zwartenhovenbrugstraat en de Dr. Sophie Redmondstraat staat in Paramaribo het standbeeld van Kwaku. Het beeld staat symbool voor woensdag 1 juli 1863, de dag waarop de slavernij in Suriname werd afgeschaft en de ketenen van de slaven werden verbroken (Keti koti). Het beeld is gemaakt door Jozef Ludwig Klas en werd honderd jaar na dato onthuld op 30 juni 1963. Nog altijd is het beeld het middelpunt van vele manifestaties en wordt het regelmatig getooid met hoofddeksels en kledingstukken, met name de pangi. Zeker voor de Marrons neemt het beeld aldus een zeer belangrijke plaats in waar het hun losmaking van de slavernij verbeeldt.

Amsterdam kent al jaren het Kwaku festival. Ooit begonnen als voetbaltoernooi is het nu het belangrijkste culturele Surinaamse festival in Nederland. Zang en dans, gezelligheid en vooral eten voeren de hoofdtoon. Eten, want dat hoort bij een bijeenkomst van meer dan twee Surinamers; zonder dat leven ze niet. En dat eten is veel meer dan kip met rijst of rijst met kip, zoals ook ik in het begin van mijn eerste bezoek dacht. De Surinaamse keuken kent gerechten uit alle culturen waaruit de bevolking is samengesteld. Heerlijke nasi of bami; voortreffelijke visgerechten; stoofvlees dat smelt op de tong; roti om je vingers bij af te likken, want dat eet je eenmaal met je handen; exquise saoto-soep; heel veel heerlijke snacks, al zijn die vaak wel erg vet. En heb je even geen zin in dat exotische eten, dan zijn er in Suriname ook uitstekende westerse hamburgers en salades te bekomen. Dat alles, en nog veel meer, is op het festival verkrijgbaar.

Eén van mijn werkgevers was ooit Automatisering Sociale Zekerheid, het beste bedrijf waar ik voor heb gewerkt. ASZ was jarenlang een van de sponsors van Kwakoe –zoals het toen nog heette- omdat collega Virginia in het bestuur zat. Om een of andere reden ben ik er toen nooit naar toe gegaan, maar de laatste jaren heb ik dat verzuim goedgemaakt.

Plaats van handeling van het Woensdagfestival is het Nelson Mandelapark. Hoe symbolisch wil je het hebben? Alleen in de weekenden, niet op woensdagen. Dat dan weer niet.

Foto: Wikipedia